Detentie van migrantenkinderen

De Belgische regering opnieuw op de vingers getikt door de Raad van State

Brussel, 20 juni 2016, Persbericht

UNICEF België, Défense des Enfants-International-Belgique, de Liga voor Mensenrechten, Jesuit Refugee Service-Belgium, le Service droit des jeunes de Bruxelles, Vluchtelingenwerk Vlaanderen, CIRE en het Platform Kinderen op de Vlucht krijgen gelijk van de Raad van State[1]. Die stelt dat de Dienst Vreemdelingenzaken migranten gezinnen met minderjarige kinderen niet in een gesloten centrum mag opsluiten.

De Raad van State vernietigt de volgende bepalingen van het Koninklijk Besluit van 17 september 2014[2]: de mogelijkheid om één gezinslid op te sluiten, en als gijzelaar te nemen om het hele gezin makkelijker te verwijderen van het grondgebied, en de mogelijkheid om een heel gezin vast te houden in een gesloten centrum zonder te preciseren hoe het centrum moet aangepast zijn aan de noden van kinderen.

De acht organisaties die beroep aantekenden tegen het Koninklijk Besluit zijn verheugd dat de Raad van State de overheid tot de orde roept, en vragen aan de Belgische staat om voor eens en altijd te verzaken aan elke vorm van detentie van kinderen omwille van hun migratiestatuut of verblijfsstatus. Deze praktijk is in strijd met de fundamentele rechten van kinderen en brengt hen ernstige schade toe. De rechten van kinderen zijn ingeschreven in het VN Verdrag van de Rechten van het Kind, een verdrag dat door alle Europese landen werd onderschreven. Het belang van het kind moet de eerste bekommernis zijn bij elke beslissing over een gezin met minderjarige kinderen, ongeacht hun verblijfsstatuut.

Opsluitingen in gesloten centra bedreigen de rechten van kinderen

Sinds 2011 verbiedt de wet de detentie van kinderen in gesloten centra. Een gezin met minderjarige kinderen zonder wettig verblijf kan dus in principe niet meer in een gesloten centrum worden geplaatst.[3] Er bestaan uitzonderingen, maar die vereisen dat de detentieplaats is “aangepast aan de noden voor gezinnen met minderjarige kinderen”.[4] Het Grondwettelijk Hof wees hier al op in een arrest van 2013[5]. Detentie van kinderen is volgens dit arrest illegaal als de plaats van vasthouding niet aangepast is aan hun noden. Het is aan de overheid om hierop toe te zien.

 

De wet voorziet dus dat een gezin, in afwachting van de verwijdering van het grondgebied, onder bepaalde voorwaarden kan verblijven in een eigen woning of in een “terugkeerwoning”. Terugkeerwoningen zijn open plaatsen onder de bevoegdheid van de Dienst Vreemdelingenzaken. De voorwaarden waaraan een gezin moet voldoen om in die woningen te mogen verblijven worden bepaald in een overeenkomst tussen het gezin en de Dienst Vreemdelingenzaken. Enkel wanneer het gezin de voorwaarden niet naleeft en enkel wanneer er geen andere – minder drastische – maatregelen kunnen genomen worden, mag het gezin voor beperkte duur in een gesloten centrum vastgehouden worden.

Op 17 september 2014 nam de federale regering van lopende zaken een Koninklijk Besluit dat de voorwaarden van de overeenkomst tussen gezinnen en de Dienst Vreemdelingenzaken vastlegt en bepaalt wat de sancties zijn wanneer deze voorwaarden niet worden nageleefd door de gezinnen, zonder de mogelijkheid te voorzien dat de Staat eveneens de overeenkomst zou kunnen schenden. Eén van de voorwaarden voor het gezin is de medewerking aan de voorbereiding van de terugkeer. Ingeval een gezin de voorwaarden van de overeenkomst niet zou naleven, voorzag het Koninklijk Besluit dat het hele gezin of één gezinslid kon worden opgesloten. Tegen dit Koninklijk Besluit gingen de 8 organisaties in beroep bij de Raad van State.

De Raad van State uit in haar arrest twee fundamentele kritieken:

1.       Ze beschouwt het vasthouden van één gezinslid (vaak de vader) in een gesloten centrum een disproportionele inmenging in het gezinsleven. Het recht op respect voor het gezinsleven is een fundamenteel recht voorzien in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en in de Grondwet. De Raad van State zegt in het arrest zelfs dat ze in deze maatregel niets minder ziet dan het “gijzelen” van een familielid om te verzekeren dat de rest van het gezin zal meewerken aan de terugkeer[6].

2.       Ze beschouwt dat de regering niet voldeed aan de verplichting die haar eerder werd opgelegd door het Grondwettelijk hof, door te voorzien dat een gezin met minderjarige kinderen kan vastgehouden worden in een gesloten centrum, zonder daarbij te vermelden dat dat centrum moet aangepast zijn aan de noden van het gezin.

De Raad van State vernietigt dus de bepalingen van het Koninklijk Besluit die toelaten dat een gezin met minderjarige kinderen of één gezinslid worden opgesloten in een gesloten centrum. Dit heeft tot gevolg dat migrantenkinderen of hun gezinsleden niet opgesloten mogen worden in gesloten centra, aangezien de Staat momenteel, gelukkig, zich ervan heeft weerhouden te beweren dat dit gepast zou zijn.

België mag de rechten van migrantenkinderen niet schenden.

De voorbije jaren, heeft de Belgische Staat onder druk van internationale instanties zoals het Comité voor de Rechten van het Kind en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, al meermaals de mogelijkheden voor opsluiting van gezinnen met minderjarige kinderen moeten inperken.

Ondanks meerdere aanbevelingen en strenge veroordelingen blijft de Belgische Staat echter pogingen doen om gezinnen in detentiecentra te plaatsen, terwijl al lang is aangetoond dat deze op geen enkele manier voldoen aan de noden en fundamentele rechten van kinderen. De verstrenging van de Vreemdelingenwet in 2011 en het voorgenoemd Koninklijk Besluit van 2014 zijn recente voorbeelden.

We zijn dan ook verheugd dat de Raad Van State de Belgische Staat heeft herinnerd aan fundamentele rechten zoals het recht op gezinsleven (dat scheiding van gezinsleden verbiedt als het niet proportioneel is en er geen gegronde redenen voor zijn) en het recht van een kind om te leven in aangepaste omstandigheden.

Opsluiting is een zeer traumatische ervaring voor een kind, die verregaande gevolgen kan hebben voor zijn of haar ontwikkeling. We zijn dan ook van mening dat het moeilijk zal zijn om een nieuw Koninklijk Besluit aan te nemen over detentie van gezinnen zonder deze fundamentele rechten opnieuw te schenden.

Onze organisaties zullen er dan ook over blijven waken dat de rechten van kinderen, ook zij zonder wettig verblijf, gegarandeerd blijven.

UNICEF Belgique

Defence for children-International-Belgium

La Ligue des droits de l’Homme

Jesuit Refugee Service-Belgium

Le Service droit des jeunes de Bruxelles

Vluchtelingenwerk Vlaanderen

Le CIRE (Coordination et initiatives pour réfugiés et étrangers)

Platform Kinderen op de vlucht

 

Perscontacten :

FR : Benoit Van Keirsbilck – Defence for children-International – 0497 420 777

of Tine Vermeiren – Platform Kinderen op de vlucht – 02 210 94 91

NL : Bieke Purnelle – Vluchtelingenwerk Vlaanderen – 0473 886 597

of Tine Vermeiren – Platform Kinderen op de vlucht – 02 210 94 91

 



[1] Raad van State, Arrest no. 234.577 van 28 april 2016.

[2] Koninklijk Besluit van 17 september 2014 “tot bepaling van de inhoud van de overeenkomst die wordt gesloten en de sancties die kunnen worden opgelegd krachtens artikel 74/9 §3 van de wet van 15 december 1980”.

[3] Voordien was detentie van kinderen courant. Honderden kinderen werden elk jaar opgesloten, louter omdat ze niet over een verblijfstitel beschikten. Deze praktijk heeft geleid tot een veroordeling door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, die dit beschouwde als een onmenselijke en vernederende behandeling (het bekende arrest “Tabitha” van 12 oktober 2006 en het arrest “Muskhadzhiyeva en anderen” van 19 januari 2010).

[4] Wet van 16 november 2011 “tot invoeging van een artikel 74/9 in de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, inzake het verbod op het opsluiten van kinderen in gesloten centra”.

[5] Arrest n° 166/2013 van 19 december 2013.

[6] Citaat uit het arrest : de Raad van State « n’aperçoit pas en quoi [la mesure] serait pertinente pour garantir l’éloignement effectif de la famille, sauf à imaginer, ce qui est à l’évidence inconcevable, que [l’Office des étrangers] entendrait de la sorte retenir un membre de la famille en ‘otage’ pour s’assurer que le reste de la famille se soumettra à la mesure d’éloignement afin de récupérer le membre de la famille retenu. »