Naar het gesloten centrum van Brugge

Weinig mensen krijgen toegang tot de centra waar vreemdelingen worden vastgehouden met het oog op hun uitwijzing. Een medewerker van Jesuit Refugee Service neemt u mee naar het gesloten centrum van Brugge.

Elke woensdagochtend fietsen mijn collega en ik samen door de nauwe straatjes van Brugge, waar we wonen, tot even buiten de stad. We stappen af aan een typisch gebouw met trapgeveltjes, maar als je goed kijkt zie je dat er tralies voor de ramen zitten. Dit is het ‘Centrum voor illegalen’. We zijn al in het bereik van de bewakingscamera’s. Nadat we hebben aangebeld, schuift de grote ijzeren poort open. In het portiersgebouw geven we onze identiteitskaart af. Onze bagage gaat in een locker, alleen ons schrijfgerei en onze gsm (zonder camera) mogen we meenemen. Dan komt een bewaker, die een deur voor ons openmaakt en achter ons weer op slot doet. We steken de binnenplaats over tussen metershoge antiklimhekken. Aan de overzijde maakt de bewaker weer een deur open en sluit ze achter ons. Na nog een paar deuren te zijn gepasseerd en een paar trappen te hebben beklommen komen we op onze bestemming: de ‘dagzalen’.

Hier zitten zo’n honderd mensen, verdeeld over drie groepen, twee van mannen en één van vrouwen. Je komt hier de hele wereld tegen: mensen uit India, Pakistan, Afghanistan, China, Vietnam, Bangladesh, Egyptenaren, Algerijnen, Marokkanen, veel mensen uit Afrika ten zuiden van de Sahara, Tsjetsjenen, Armeniërs, mensen uit Turkije, Oekraïne, Kosovo, Albanië, Brazilië, Jamaica, enz. De meesten zijn tussen de twintig en de veertig jaar oud, sommigen pas achttien, enkelen ouder. Het zijn allemaal mensen die geen ‘papieren’ hebben en wachten om het land uitgezet te worden. De dag moeten ze in deze zalen doorbrengen, de nacht in slaapzalen. Op vaste tijdstippen gaan de drie groepen eten en krijgen ze op de binnenplaats hun ‘luchting’.

Er is veel onrust, frustratie, agressie, of integendeel doffe apathie. Het opeengepakt zitten met zoveel mensen uit verschillende culturen, het lawaai, de onzekerheid over de toekomst en het gedwongen nietsdoen veroorzaken niet weinig stress. De mensen voelen zich onrechtvaardig behandeld: ‘Hoewel wij niets misdaan hebben, worden we opgesloten als criminelen...’ We proberen vooral te luisteren. Dat valt niet altijd mee. Soms staan ze in een groepje om ons heen. Er wordt gerookt in de zaal, biljart gespeeld en de tv staat op. In een hoek zitten de moslims luidop te bidden. Daardoorheen de walkietalkies van de alomtegenwoordige bewakers. De mensen spreken een gebroken (soms onverstaanbaar) Engels, Frans of Nederlands, af en toe Duits, Spaans of Italiaans. Mijn collega beheerst ook het Pools en het Russisch. Zo nodig halen we er een telefonische tolk bij.

Rond de middag picknicken we in een kamertje waar de gedetineerden met hun advocaat kunnen spreken. Daarna opnieuw naar de zalen. Als we genoeg ellende aangehoord hebben, brengt een bewaker ons terug naar beneden. Na weer een rist deuren en een gesprek met de adjunct-directeur stappen we weer op onze fiets. Wij zijn vrij, maar zij blijven opgesloten, het overgrote deel tot ze ‘van het grondgebied worden verwijderd’. Wist u dat er in België vijf van deze gesloten centra zijn?

Pieter-Paul Lembrechts SJ