Wat gebeurt er met het ‘Marrakeshverdrag’?

Zoals men weet, heeft België de Internationale Overeenkomst voor Veilige, Ordelijke en Reguliere Migratie, ook wel het ‘Pact van Marrakesh’ genoemd, ondertekend. Dit heeft in december jongstleden geleid tot een grote politieke crisis en tot het vertrek van de N-VA uit de regering. Dit verdrag, dat door 152 Staten werd goedgekeurd maar verworpen werd door vijf andere (Verenigde Staten, Hongarije, Tsjechië, Polen en Israël), omvat 23 doelstellingen om de ongemakken te vermijden, waarmee vreemdelingen tijdens hun lange migratietocht te maken krijgen (zie de inhoud van het pact op https://nl.wikipedia.org/wiki/VN-Migratiepact).

Stemmen bij de Algemene Vergadering van de VN in New York: groen is voor, geel is onthouding, rood is tegen

Aangezien de tekst juridisch niet afdwingbaar is, hangt de uitvoering ervan af van de politieke wil van de staten die er zich moreel toe verbonden hebben het pact te steunen. En die zullen slechts aangemoedigd worden om in die zin te handelen wanneer ze zich gesteund voelen door de spelers uit het middenveld. Daarom hebben de twee koepels van de verenigingssector, namelijk 11.11.11 en het Centre national de coopération au développement een actieplan gepubliceerd om de overheden maatregelen aan te reiken om de aangekondigde doelstellingen vastbesloten te verwezenlijken. We sommen de vijf prioritaire acties op die tijdens het eerste jaar uitgevoerd moeten worden:

  1. Het uitzetten van een groeipad voor het nakomen van de officiële belofte om 0,7 % van het bruto binnenlands product te besteden aan openbare ontwikkelingshulp, en om te verbieden dat die hulp afhankelijk wordt gemaakt van de inspanningen die de partnerlanden leveren voor een restrictief migratiebeleid.
  2. De steun aan de Libische kustwacht stopzetten; steun verlenen aan stevige Europese reddingsoperaties op de Middellandse Zee en een gepland en solidair mechanisme opzetten voor het aan land brengen en spreiden van de migranten over het Europese grondgebied.
  3. Het opzetten van een open opvang en oriëntatiecentrum voor migranten op doorreis.
  4. Onmiddellijk een einde stellen aan de detentie van kinderen in gesloten centra en alternatieven invoeren voor het opsluiten van migranten die het bevel kregen om het grondgebied te verlaten.
  5. Op gewestelijk vlak een ambitieus migratiebeleid voeren voor hoog, matig of praktisch opgeleide werknemers uit niet-Europese landen, zodat ze hun weg kunnen vinden op de formele Belgische arbeidsmarkt. Ook manieren zoeken om mensen zonder verblijfsvergunning die desondanks in de informele economie werkzaam zijn, toegang te verlenen tot de formele arbeidsmarkt.

De volgende acties zijn vooral van belang voor de JRS-teams die de gesloten centra bezoeken:

Uitbreiden van de evaluatiebevoegdheid van de rechterlijke macht inzake detentie, zodat de rechter niet alleen kan oordelen over de wettelijkheid, maar ook over de gepastheid en de evenredigheid van de detentiemaatregel.

Invoeren van echte alternatieven voor detentie, met inbegrip van een grondige evaluatie van de bestaande alternatieven en meer bepaald van de thuisbegeleiding en de open terugkeerwoningen. Bovendien is het van belang niet alleen verwijdering als een mogelijk doelmatige oplossing te zien, maar er ook voor te zorgen dat de betrokkenen na hun aankomst in België snel genoeg kunnen rekenen op de steun van een coach die hun concrete behoeften onderzoekt en hen helpt bij het vinden van een oplossing (verblijf of terugkeer). De in te voeren alternatieven voor detentie moeten (geregeld) worden gemonitord en (op onafhankelijke wijze) geëvalueerd. Om te vermijden dat er naast de gesloten centra nog een reeks middelen zou bijkomen, moeten die alternatieven gepaard gaan met een plan voor het verkleinen van de capaciteit van de gesloten centra.

Xavier Dijon SJ
wetenschappelijk medewerker JRS Belgium